Alles wat een eigen dag krijgt, is zielig. Dieren zijn zielig, ze
sterven uit. Moeders zijn zielig, ondank is hun enigst loon.
Secretaressen zijn zielig en voorwerp van minachting en flauwe grappen.
Ook gedichten hebben hun eigen dag. Gedichten zijn intens zielig, ze
worden geschreven door zielige, eenzame mensen die zichzelf alleen maar
zieliger maken door iets te schrijven dat niemand wil lezen. Wij willen
geen gedichtendag, wij willen gedichtenlezers, het hele jaar
door.
Wij vervelen ons al jaren in de Nederlandstalige poëzie, omdat die
almaar haar best doet om de vooroordelen over gedichten te bevestigen.
Men blijft zich krampachtig verschansen achter altijd dezelfde
stellingen in uitgeholde loopgraven. Wij vervelen ons met de discussies
(zo die al gevoerd worden), we vervelen ons met problemen (zo die al
erkend worden), we vervelen ons met de gedichten (zo we die nog lezen).
En we zijn zeker niet de enigen, want behalve dichters en critici is er
vrijwel niemand meer die Nederlandstalige poëzie leest.
Daarom kondigen wij een andere poëzie aan. Niet minder Nederlandstalig,
maar wel minder statisch en benauwd. We zijn al enige tijd bezig die
poëzie te schrijven en te publiceren, maar dat blijkt niet altijd voor
iedereen duidelijk. We vinden het dan ook tijd om haar zelf te
presenteren. We willen laten zien langs welke lijnen ze zich aan het
verbreden is.
Een
Onze poëzie is expansief en
eclectisch. Ademt niet kunstmatig. Poëzie voor mens én hond. Geen
onderwerp is haar te groot of te klein. Met bravoure en
verbeeldingkracht bestormt zij de onbekende terreinen. Ze neemt beelden
uit alle gebieden van het leven, mixt alle jargons door elkaar, bouwt
een hemel uit juridische terminologie en stelt lichamen samen uit
industrieel Bargoens. Ze rijmt evengoed op z'n Arabisch als op z'n
Europees en is steeds op zoek naar nieuwe manieren om klanken te
structureren. Ze telt zich in zowel jamben als heffingen als
lettergrepen als letters. Ze maakt desnoods haar eigen telling. Wij
schrijven even net zo makkelijk op alexandrijnen en in sonnetten als in
een vierkwartsmaat.
Twee
Onze poëzie is een plastische
poëzie van de beweging en meet haar succes af aan haar geslepen
dynamiek en elegantie. Haar levenslust is ondanks alles ongebreideld.
Ze jongleert in vijf dimensies tegelijk met gedachten en geluiden, haar
samengestelde beelden duikelen koppeltje en reiken elkaar de hand in
het midden van hun sprong, haar hoogzwangere ideeën springen door
brandende hoepels en haar betekenisloze uitroepen openen hun muil om
het hoofd van de luisteraar vast te klemmen.
Drie
In haar streven naar precisie is
onze poëzie klinkend en sensueel. Zij fluistert, zij gilt, zij reutelt,
zij boert, zij zingt, zij gorgelt, zij jubelt, en wie haar leest kan
zijn eigen mond niet stilhouden. Haar betekenis zit evengoed in de
structuur van haar huid, de kleur van haar ogen, de stank van haar
adem, als in de inhoud van haar hersenen of darmen, zit evengoed in de
klank van haar stem als in haar belezenheid.
Vier
Onze poëzie is tot in haar stiltes
luidruchtig en overvloedig. In plaats van in mantelpakje of in T-shirt
tooit zij zich graag met gedraaide colliers van meerlettergrepige
bijvoeglijke naamwoorden, of siert zich met een diadeem van gevlochten
bepalingen, met gekleurde rook rond haar hoofd, vliegen aan haar kont
en bloed en modder aan haar voeten. Liever dan in de overdenkingen bij
het zien van een verweesd donsje of de bespiegelingen bij het
uitzwaaien van de kinderen zwelgt zij in de belevenissen van
boekaniers, wetenschappers, illusionisten en deeltjes antimaterie.
Vijf
Onze poëzie heeft de bescheidenheid
afgelegd. Niet de marge maar de piste is haar speelterrein. Onbekommerd
grabbelt zij in de uitverkoopbakken van de goochelaar, de glamrocker,
de marketingconsulent, naar middelen om haar aanwezigheid glans en
kracht te geven. Onbeschaamd en trots toont zij zich in haar eigen
virtuositeit, haar overbodigheid, haar pathos. Onbezonnen concurreert
zij met andere vormen, met de roman, het schilderij, met de
spektakelfilm, de kermis en de computergame.
Zes
In plaats van een afspiegeling van
het leven of spijt spijt spijt over het feit dat een afspiegeling van
het leven niet mogelijk is, is onze poëzie zelf een volwaardige vorm
van leven. Ze kan allerlei tijdelijke verbanden aangaan met andere
vormen van leven, zonder dat dat haar tot iets verplicht of op
enigerlei wijze beperkt. Evenmin hoeft ze voortdurend in staat van
zelfbeschouwing te verkeren en ootmoedig haar kunstmatigheid,
sterfelijkheid of cellulitis te belijden. Haar motivatie ligt in haar
functioneren, haar denken ligt in haar strottenhoofd.
Zeven
Wij schrijven poëzie voor de
hedendaagse lezer. Die zondert zich niet langer af om in stilte en
overdenking een uitgebeend gedicht tot zich te nemen, dertig keer
kauwen links, dertig keer kauwen rechts, om het vervolgens nog eens
drie heen en weer te schuiven tussen de lebhersenen en de boekhersenen.
Nee, die verslindt gedichten als snacks, houdt ze urenlang als kauwgom
achter de kiezen, slikt ze weg als pillen of eet er een vijfgangenmenu
van, hij haalt eruit wat hij er op het moment uit wil halen en keert er
naar terug als hem dat zo uitkomt.
Acht
Wij streven de versplintering van
onze persoonlijkheid in honderden fonkelende scherven na. Elk van deze
scherven heeft een heel universum om te kiezen welke nieuwe
verbindingen hij aan zal gaan. Per gedicht meten wij ons
proefondervindelijk nieuwe karaktertrekken aan. Liever dan de
weemoedige blik van het negentiende-eeuwse ego nemen we de
gelijktijdige en tegenstrijdige posities van kwantumdeeltjes of de
veertig camerastandpunten uit de videoclip in.
Het is met meningen net als met gedichten: zijn ze opgeschreven en af, dan ga je door naar de volgende. Net zo min als onze gedichten ons kunnen binden of inperken, kunnen onze meningen dat. Morgen zijn we vergeten wat we vandaag hebben gemaakt, om nieuwe dingen te maken.